De grote flamingo (Phoenicopterus roseus) is de meest verspreide flamingosoort. Hij komt voor in delen van Afrika, Azië en Zuid-Europa.
Flamingo's broeden in vaak grote kolonies op vlakke eilanden, grote modderige stranden, zoute meren en baaien. Deze plekken moeten hen het nodige voedsel en bescherming tegen roofdieren bieden. Door deze beperkingen zijn er niet meer dan dertig broedkolonies van internationaal belang.
De wereldpopulatie wordt geschat op ongeveer 500.000 individuen, waarvan ongeveer 90.000 in Europa. Door een gebrek aan gegevens zijn er geen demografische trends op wereldschaal beschikbaar. In de Camargue, een van de belangrijkste broedgebieden in Europa, kwam het aantal broedparen tussen 1947 en 1960 nooit boven de 4.000 uit; daarna nam het aantal toe en sinds het begin van de jaren 1990 zijn er meer dan 10.000 paren. De populatie schommelt echter sterk van jaar tot jaar. Er broedden bijvoorbeeld 11.000 paren in 1999 en 22.200 het jaar daarop.
Sinds de jaren 1980 zijn roze flamingo's waargenomen in ongebruikelijke delen van Europa: Noord-Frankrijk, Nederland, Denemarken en Duitsland. De oorsprong van deze flamingo's is onzeker, maar aangezien het zeer zeldzaam is om flamingo's meer dan 500 kilometer ten noorden van de Middellandse Zeekust te zien, is het waarschijnlijk dat het individuen zijn die ontsnapt zijn uit gevangenschap, of de nakomelingen zijn van zulke dieren. Roze flamingo's zijn erin geslaagd hun jongen groot te brengen in het Zwillbrocker Venn, op de grens tussen Duitsland en Nederland: dit is de meest noordelijke broedkolonie van deze soort.